Marieke Scheers
Al vanaf de eerste zin spat het verhaal vanuit het boek: De duisternis was blauwzwart en beweeglijk, grauw, karmijn en purper tegelijk, zoemend, bespikkeld, blind, dicht, diep en toch vol geflonker! Hoeveel adjectieven kan je gebruiken om de duisternis te beschrijven? De woorden tuimelen over elkaar en dat geeft een zekere dromerigheid aan het boek. Ik vraag me af of het de schrijfstijl van Solà is, of heel specifiek gebruikt wordt in dit boek?
Ik ben ook wel fan van: ‘er klonk een belletje en het licht in get kastje doofde’ als omschrijving van de microgolf of ‘de wagen zonder paarden ‘ om dingen te beschrijven in het hier en nu. Het spiegeltje waarover hij veegde om de kabouter te voorschijn te laten komen (p110).
De schrijfstijl is poetisch en chaotisch en het eist werk en concentratie om het boek te lezen.
Een gedachte die bij me op komt: Irene Solà gebruikt dezelfde elementen als veel andere schrijvers maar verheft het tot een groter geheel, zoals een chef kok met eenvoudige ingrediënten een maaltijd kan opluisteren tot een geniaal gerecht ..
Het markeren van bepaalde passages , doe ik nooit in een boek, maar wel op de e-reader…