Vraag 4 | Om wie of wat draait dit verhaal?
Alana, Alex, Sempre vertelt een persoonlijk, indringend en openhartig verhaal over haar coming-of-age met veel tegenwind. Door de omgeving waarin ze opgroeit en door haar zelfhaat. “Hoe dan ook, het gebeurde wel, en iets in mij hoopte zich voorgoed te kunnen ontdoen van het lijk dat me omhulde, en liefst zo snel mogelijk”, (197) schrijft ze als jonge twintiger. Zij laat in haar verhaal de jaren zien, die hieraan vooraf gaan: dat heel heel vroeg het besef in haar nestelt dat het niet klopt: dit lichaam met wie ze is. “Je komt erachter dat je een vrouw zult worden door de voorbeelden om je heen, het verlangen naar rolmodellen, de behoefte om te delen in het erfgoed dat vrouwen aan andere vrouwen nalaten en dat mannen vreemd is”, bespiegelt ze dat besef-moment in haar jonge jeugd. (19). Tussen die twee gedachte-momenten ligt een periode van zoeken, ontdekken, verstoppen: je echte leven in een rugzak, leven in de schaduw van de dag en maatschappij. Met de terugval naar het sociaal acceptabele als een constant parate reflex.
De vraag is of die coming of age voltooid wordt. Enerzijds is het antwoord: nee. Na de afranseling kruipt zij terug in de kast en conformeert zich ongelukkkig en naar buiten toe naar de norm. Ja kan ook het antwoord zijn, getuige dit boek dat een openbaring is van wie ze was, is, wil zijn. Er tussenin ligt het grijze gebied van ja/nee: genoeg liefde voor zichzelf vinden om Margarita te helpen en verzorgen.
Een bijzonder personage in haar directe omgeving is haar broer. Van kindsbeen af aan in haar leven, haar omgeving, als oudere broer ook een soort patroon, zoals broers en zussen op elkaar letten en voor elkaar opkomen. Door het verhaal heen duikt hij steeds weer op: om haar mee uit te nemen, op te halen. De relatie heeft tegelijk iets bedroevends, omdat de bloedband en het samen opgroeien geen garantie is voor echte verwantschap. Een gegeven dat beide verdriet doet. “(…) dan mocht ik de volgende dag samen met mijn broer weer naar huis. Wanneer ik hem nodig had, stond hij klaar om mijn restanten bij elkaar te rapen, zwijgzaam, lief en gefrustreerd omdat ik een afstand bewaarde die hij niet kon overbruggen. (…) als een beschermengel die een zwaar lot ten deel is gevallen. Ik hield van hem met heel mijn hart en miste hem, ook al was hij in de buurt.” (214) … Au!