Ik merk dat de zenuwen met de dag toenemen.
Mijn boek is eindelijk klaar, de uitgeverij heeft het vastgelegd, de datum van de boeklancering staat in de agenda. Alles waar ik zolang naartoe gewerkt heb, komt nu zo dichtbij dat het bijna onwerkelijk voelt.
En toch… er hangt iets dreigends in de lucht. Recensies.
Ik wist op voorhand dat dit moment zou komen. Ik heb er vaak over gefantaseerd: lovende woorden in kranten, een enthousiaste bespreking op een blog, misschien zelfs een quote die op de achterflap terechtkomt. Maar nu het echt zo ver is, durf ik er bijna niet meer aan te denken.
Want recensies zijn niet alleen applaus. Ze zijn ook een spiegel. Wat als iemand zegt dat het verhaal niet overtuigt? Dat mijn personages te vlak zijn? Of nog erger: dat ze het boek gewoon wegleggen?
Ik voel hoe mijn hartslag versnelt telkens ik mijn mailbox open, alsof er op elk moment een oordeel kan binnensijpelen. En ergens weet ik dat dat oordeel erbij hoort, dat je als schrijver alleen maar groeit door kritiek. Maar tussen weten en voelen zit een wereld van verschil.
Misschien is dat wel de grootste les van dit hele traject: schrijven doe je in stilte, in je eigen cocon. Maar publiceren is blootgesteld worden. Je geeft niet alleen je verhaal, je geeft een stukje van jezelf.
Dus ja, ik ben zenuwachtig. Meer dan ik had gedacht. Maar tegelijk is dat misschien ook een goed teken. Het betekent dat dit boek me dierbaar is, dat het telt, dat ik het niet zomaar de wereld in stuur.
Het enige wat ik nu nog kan doen is… wachten.